Nergens in Europa schijnt de zon zo veel als in Spanje. Het land was dan ook een van de voorlopers met zonne-energie. Totdat de regering vond dat de traditionele energiebedrijven werden benadeeld, alle subsidies afschafte én ‘zonnebelasting’ ging heffen.

Sevilla, de warmste stad van Spanje, kreeg in 2015 liefst 3.310 uren zonlicht. Vlissingen was dat jaar de zonnigste stad van Nederland, met 2.007 zonuren. De verschillen zijn normaal, Spanje leeft van de toeristen die op de zon afkomen. Het land kan met diezelfde zon – samen met de wind – ook uitstekend in zijn eigen energiebehoefte voorzien.

Maar waar in het vaak bewolkte Nederland tussen 2012 en 2015 zonnepanelen werden aangelegd die goed waren voor 923 megawatt (MW) aan energie, kwam er in Spanje slechts 486 MW aan zonne-energie bij. En niet omdat de markt verzadigd is of er geen ruimte zou zijn in het grote en relatief dunbevolkte land. De regering wilde het gewoonweg niet hebben.

Lobby
De gezamenlijke Spaanse oppositie diende vorige week een wetsvoorstel in om een einde te maken aan de omstreden ‘belasting op de zon’. Iedereen die met zonnepanelen op huis, bedrijf of kantoor in zijn eigen stroombehoefte wil voorzien, blijft sinds 2014 verplicht aangesloten op het traditionele net. En al nemen ze geen kilowatt ouderwetse stroom af, ze betalen wel een vaste maandelijkse belasting.

Jaren geleden zijn alle subsidies afgeschaft, waarmee investeerders miljoenenprojecten met zonnecentrales konden bouwen. Bovendien moesten zij een bankgarantie afgeven van 500 euro per kilowatt.

De conservatieve Volkspartij (PP), die van 2011 tot vorig jaar met absolute meerderheid regeerde, wilde volgens consumenten- en milieuorganisaties de traditionele energiebedrijven bevoordelen en beschermen. De lobby is dan ook machtig: een twintigtal oud-ministers en vroegere hoge ambtenaren werkt voor energiereuzen als Repsol, Iberdrola, Endesa en Gas Natural, die met fossiele energiebronnen werken.

De obstakels die de regering opwierp, maakten veel slachtoffers. Abengoa, de grootste speler op de Spaanse zonnemarkt, is vrijwel failliet en wordt nu in stukken gehakt. Landen als China, Italië en het Verenigd Koninkrijk zijn Spanje voorbijgestreefd.

,,Het is natuurlijk te zot voor woorden dat in Noordwest-Europa veel meer zonnepanelen staan dan in Spanje”, zegt John Koopman, die vanuit Valencia met Conquista Solar al tien jaar op de Spaanse markt bezig is. ,,Het rendement is laag, gewoon omdat er minder zon is. Spanje heeft een luxe positie, maar de regering maakte het ons erg lastig.”

Inhaalslag
De kentering is gekomen, zegt Koopman, en niet alleen door het wetsvoorstel van de oppositie. Belangrijker is dat in 2008 voor het produceren van 1 MW zonne-energie een investering van 6 tot 7 miljoen euro nodig was en nu minder dan 1 miljoen. Bovendien is de garantie per KW verlaagd van 500 naar 10 euro.

,,Investeerders kunnen nu op een redelijk rendement instappen. Zonne-energie is stabiel, kent niet de schommelingen van bijvoorbeeld petroleum. En het is goedkoop: je legt de panelen in de zon en er komt stroom.”

Koopman heeft recent projecten van Abengoa overgenomen om in Zuidwest-Spanje zonneparken van in totaal 800 MW op te zetten. Met fotovoltaïsche (PV) panelen die het licht direct omzetten in stroom. Dat was ook het probleem in Spanje, en van Abengoa in het bijzonder, met zijn grote centrales van zonnecollectoren die het zonlicht via water in warmte omzetten.

,,Veel te duur en omslachtig”, aldus Koopman, die denkt dat Spanje aan een grote inhaalslag kan beginnen. ,,Spanje heeft meer dan voldoende ruimte én zon om die stroom zelfs te gaan exporteren.”

Bron: AD